De schilderijen van Mertens vormen een journaal, een op doek gezet verslag van zijn voortdurende zoektocht naar de essentie van beelden uit alle tijden en uit alle delen van de wereld. Op die zoektocht komt hij niet alleen in aanraking met religie en filosofie maar ook met kunst en muziek. Elementen daarvan spreken hem aan of indrukken blijven hangen en die maakt hij zich - bewust of onbewust - eigen. Ooit herkende hij een kleimodel van een geitelever in een boek over Mesopotamische kunst, die hij geschilderd had zonder precies te weten hoe hij daarbij kwam. Ton Mertens functioneert daarmee als 'ontvanger' van beelden, woorden, geschiedenissen, kennis. Hij leest veel, van kunstboeken tot literatuur. Hij reist meer vanuit zijn luie stoel dan in levende lijve. De boodschappen komen in een voortdurende stroom uit zowel heden als verleden, uit de eigen en uit andere culturen en hebben opvallend vaak betrekking op bijgeloof.
De vloeiende gedachtenprocessen die nodig zijn om iets tot een vorm te brengen, gaat Mertens, als was hij een alchemist, destilleren en wederom destilleren, totdat zij hun zuiverste vorm bereiken. Die essentie zendt hij dan weer uit. 'Ieder mens heeft een computer, die grijze hier tussen je oren. Er speelt zich eigenlijk een soort 'Windows' af in mijn hoofd, ik trek wel twintig programma's over elkaar heen. Pas als ik alles heb uitgedacht, precies voor me zie hoe het eruit moet gaan zien, begin ik met schilderen. Het schilderen stelt dan ook niks voor, de gedachtenprocessen zijn 'het grote werk'. Een schilderij is nooit af, je kunt eindeloos doorgaan. Het gaat er om juist op dat moment te stoppen'.
Hij breekt sommige van die 'gedachtenprocessen' - er kunnen er wel vijf of zes tegelijkertijd naast elkaar in zijn hoofd plaatsvinden - abrupt af en gaat vervolgens met een associatie aan de gang. Zo'n associatie leverde bijvoorbeeld 'Barracuda's eten, vijfentwintig meter onder de zeespiegel' op.
'Dat zit in mijn hoofd, dat ga ik uitwerken en dan ben ik blij dat ik het kwijt ben'.
Een schilderij van Ton Mertens is te beschouwen als een complex geheel van 'gesluierde' herinneringen. Alles ontstaat tenslotte vanuit de herinnering (dingen die hij gelezen of gezien heeft) waarbij de troebelheid of helderheid van die herinnering een rol speelt voor de 'Letterlijkheid' van de weergave. Maar in wezen doet het er niet echt toe, alles kan en alles mag: de schilder heeft immers de absolute vrijheid. 'Een relikwie, een stukje tand, een lokje haar of een stukje hout van een kist van een heilige kun je op een middeleeuwse muur hangen aan een spijkertje. Ik bouw er iets omheen, het voorwerp blijft hetzelfde en de betekenis ervan eigenlijk ook. Wat er omheen komt is 'ter meerdere glorie', uit bewondering voor het idee dat erachter ligt'. Mertens heeft een mateloos respect voor het 'oude'. Steeds vallen in zijn schilderijen de tegenstellingen op:
figuratief en abstract, zwart en wit, mannelijk en vrouwelijk, het oosten en het westen, kostbare en waardeloze materialen.
Reeds op jonge leeftijd raakte Mertens geboeid door de absurde verbeeldingskracht van bijvoorbeeld Dali en
diens surrealistische montagetechniek (het bij elkaar plaatsen van beelden die niets met elkaar te maken hebben). De echo hiervan is in de schilderijen van Mertens terug te vinden: zo staan elementen uit verschillende culturen, stromingen en tijden naast elkaar, echter zonder hun eigen identiteit te ver liezen. Een Egyptische scarabee bevindt zich schijnbaar vanzelfsprekend naast een middeleeuws tekstfragment, Indiase figuurtjes verschijnen vrolijk naast Wiener Sezession motieven.
De vele schrifttekens die in het werk van Mertens voorkomen, roepen de herinnering op aan de wetenschappelijke analyses van de grote Renaissance kunstenaar Leonardo da Vinci. Mertens doet eveneens onderzoek naar de inhoudelijke betekenissen van beelden. Hij geeft overigens geen wetenschappelijke uitleg aan inhoudelijke probleemstellingen. Zijn schrifttekens vormen soms leesbare woorden of tekstfragmenten, maar even zo vaak zijn zij niet te ontcijferen. Zij verwijzen dan naar iets wat niet bestaat, behalve in het onderbewustzijn van de kunstenaar. Soms is het zelfs niet eens helemaal duidelijk of iets een letter dan wel een voorstelling uitbeeldt.
De schilderijen van Ton Mertens bevatten een enorme hoeveelheid voorstellingen en zijn uitbundig in hun iconografie, maar toch maakt het werk vooral een ingetogen indruk. Dat komt ten eerste omdat er nooit sprake is van chaos (hoeveel er ook op een schilderij te zien is, het is geordend) en doordat
de compositie steeds in evenwicht is.
Ten tweede dringt het werk zich niet op, het is nooit direct nadrukkelijk aanwezig. Het heeft een stille, maar onweerstaanbare aantrekkingskracht en lijkt de beschouwen naar zich toe te zuigen. De schilderijen nodigen die beschouwen uit zijn eigen zoektocht af te leggen, die gedeeltelijk langs dezelfde paden zal gaan waarlangs de schilder voorging, maar wellicht ook afbuigt naar andere interpretaties. Zoals de kunstenaar diepere lagen aanbrengt, kan ook de beschouwen er eigen interpretaties aan geven.
Vaak zijn het betekenissen van vroeger die in deze tijd gezet zijn en hun oorspronkelijke betekenis hebben verloren. Een Assyrisch beeld, nu in het Louvre, werd ooit gemaakt als de beeltenis van een groot dictator. Nu weet niemand meer iets van die wrede heerlijke schoonheid van het beeld overheerst de oorspronkelijke betekenis'.
Mertens bouwt telkens weer symbolieken uit. Zo is in een aantal werken bijvoorbeeld een wolf te herkennen:
'Etruskische wolf staat oorspronkelijk voor Rome. Als ik die wolf nu gebruik in mijn werk, heeft dat ook te maken met het feit dat mijn vrouw en ik naar Rome zouden gaan, wat echter niet doorging. En een derde betekenis is het symbool voor Romulus en Remus, dat is de betekenis die de wolf (pas) vanaf de Renaissance heeft gekregen'.
Wie de lijst met titels van werken op zijn tentoonstelling bekijkt, komt tot de conclusie dat het de hoofdstukken van een boek zouden kunnen zijn. De werken hebben allemaal een relatie met elkaar, vullen elkaar aan, maar staan tegelijkertijd volledig op zichzelf. Er is telkens sprake van een zeker samenspel tussen figuratie en non-figuratie. Abstract en figuratief hebben voor hem dezelfde waarde. 'Wat ik wil, moet er toch inzitten. Als ik aan het schilderen ben, ben ik ook aan het weglaten. Soms blijft er alleen iets abstracts over'. Mertens vertaalt figuratief moeiteloos in abstract en andersom.
'Als ik in een museum een Vermeer zie hangen zie ik er een abstract doek naast. Terwijl ik me bij een De Kooning een klassiek schilderij voorstel. Het een is niet los te zien van het ander, het verhaal blijft immers hetzelfde'. Vaak wordt het oog getrokken naar de piepkleine portretjes die in de schilderijen van Mertens opduiken.
'Die moet je vangen. De mensen vinden dat prachtig, maar ik wil niet dat ze alleen daarnaar kijken. Dus soms heb ik er geen zin in en dan denk ik: 'ze krijgen het niet!'.
Het veelvuldig voorkomende goud heeft voor Mertens diverse betekenissen.
'Goud is een metaal, dat is het basisgegeven. Daarnaast staat het voor verschillende dingen, van God tot waardevol. Het symboliseert de liefde, maar kan de mens ook tot waanzin drijven, denk maar aan de goudkoorts van de Spanjaarden die complete Indianenstammen hebben uitgeroeid.
Goud 'maakt' het vlak, alles wat je er aan figuratie inschildert, komt naar voren, al zou je verwachten dat het andersom is. Ik hou ontzettend van (middeleeuwse) verluchtingen'.